Langs het veld en langs stroom;
De herfst is gekomen,
Hij kwam als een droom.
De twijgen verdorren,
De dreven zijn stom,
och, waarom zo treurig,
Mijn harte, waarom?
De beek bruist onrustig
De zwaluw ontvlucht,
En weet ge waarheen ze
Zich rept door de lucht?
En volgt gij verlangend
De zwevende drom,
Dan kent gij, mijn harte!
Uw treurend 'waarom'.
S.J. van den Bergh (1814-1868)
uit: Nieuwe gedichten (1856)
* * *